Toelichting – FAQ – Technieken – Links

Technieken

Demontage ter conservatie

Demontage ter conservatie, wat betekent dat?

Het is een vraag die vooral voorkomt bij mensen die bijzondere raampanelen willen bewaren, bijvoorbeeld bij een verhuizing of sloop. Ook komt wel voor dat er nieuwe kozijnen geplaatst worden, of als een pand beter geïsoleerd wordt.

Het allerbelangrijkste is ook het meest voor-de-hand-liggend; je moet er voor zorgen dat de panelen met zo min mogelijk schade uit de vensters komen. Het ‘ter-conservatie’ betekent dat je ervoor zorgt dat de panelen geschikt zijn of eenvoudig geschikt gemaakt kunnen worden voor herplaatsing.

Uitgangspunt hierbij is datgene dat je doet aan een raam reversibel en dus ongedaan gemaakt moet kunnen worden.

Waarom dit uitgangspunt? Zoals in alle bedrijfstakken is het ook bij restauratie/reparatie zo dat de techniek voortschrijdend inzicht veronderstelt. Daar bedoel ik mee dat er waarschijnlijk over 50 jaar betere methoden zijn om iets te bewaren dan nu het geval is. Met name in de wereld van het erfgoed is dan ook dat je moet proberen om de oorspronkelijke ramen niet extra te beschadigen door het gebruik middelen of materialen die niet ongedaan gemaakt kunnen worden.

Een en ander is vastgelegd in de modernisering monumentenzorg, waarbij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het kenniscentrum is.

Wat is appliqué?

Dit is de techniek waarmee met behulp van lijm, glas op een drager geplakt wordt. De drager is dan meestal een plaat veiligheidsglas. Het resultaat is dat er geen ‘loodlijnen’ zichtbaar zijn. Bijkomend voordeel is dat deze ramen vanwege hun gelaagdheid, isolerend en geluidswerend werken. De techniek is relatief nieuw.
De lijm is al jaren in ontwikkeling, en gelukkig sterk verbeterd.
Geschiedenis:
Karel Appel (1921-2006)heeft in 1970 op deze manier gewerkt, in een tijd dat er niet met zekerheid te zeggen viel hoe het uit zou pakken. Van zijn werk vallen nu grote stukken naar beneden… Heel jammer, de samenstelling van de lijm is onvoldoende bestand geweest tegen de invloeden van het weer. De lijm moet namelijk aan een groot aantal eisen voldoen: hij mag niet vergelen onder invloed van zonlicht, hij mag niet bros worden met wisselende weersomstandigheden. De lijm moet eigenlijk reversibel zijn, als je hem gebruikt voor restauratieve doeleinden.
Tegenwoordig werkt men met lijm op kunst-harsbasis en met lijm op siliconen-basis. Van beide producten kan worden gezegd dat ze getest en veilig bevonden zijn, voor nu.
Lux-Nova legt zich met name toe op lijmen met de Siliconen toepassing omdat deze lijm minder schadelijk is voor luchtwegen en longen, makkelijk toe te passen is en niet bederfelijk blijkt. Tevens uitstekend bescherming tegen de invloed van het licht, het vergeelt niet. Het is mogelijk met deze toepassing in dubbel glas te werken, het is tevens mogelijk om met de nieuwe verbeterde lijmen werk te maken dat buiten(!) geplaatst kan worden.

Wat is brandschilderen?

Dit is de techniek waarbij de Meesterschilder of maître-peintre, de voorstellingen aanbrengt op het glas. Dit gebeurt in de oven, afhankelijk van het gebruikte pigment op temperaturen variërend tussen de 540 °en 640 °graden C.
Voor de brandschilderverf gebruikt men poeder dat bestaat uit metaaloxiden. Dit poeder moet worden gewreven met water, azijn, of een ander medium zodat een smeerbare emulsie ontstaat. Het mengen en het wrijven van de verf is een geduldwerkje. Er bestaan brandschilderpigmenten die je 20 minuten (!) moet wrijven, voordat je ermee kunt werken. Als de temperatuur hoog genoeg is, gaan de metaaloxiden een permanente verbinding aan met het glas.
Er bestaan ook emaille verven. De basis van dit materiaal is gemalen glas. De emailles worden doorgaans op lagere temperaturen ingebrand, en dat betekent dat ze qua duurzaamheid kwetsbaarder zijn. Anders gezegd: brandschilderen bestaat uit het aanbrengen van diverse lagen die vaak apart moeten worden ingebrand.
Gebrandschilderd glas is gevoelig voor vocht en invretend zuur. Schilderingen gaan verloren ten gevolge van condens. Ook komt het voor dat het glas te haastig is gebrand. De oxiden hebben zich dan onvoldoende in de bovenste laag van het glas kunnen ‘zetten’.
Geschiedenis:
De techniek van het brandschilderen op glas is in gebruik geraakt in de 12e /13e eeuw. Glas werd gezien als een kostbaar object. Bovendien vervulde de beglazingen in de Middeleeuwen en de Renaissance niet alleen de taak de gebouwen ‘wind-en-waterdicht’ te houden. Vanaf de veertiende eeuw komt daar de techniek van het zilvernitraat bij.
Licht als tegenhanger van duisternis werd geassocieerd met het goede, met kennis en macht. En duisternis met Gods onbehagen. Het emotionele en intellectuele effect van de voorstellingen op het gebrandschilderde glas was daarom van groot belang. ‘God is licht, en in hem is geen duisternis’. (Johannes 1:5) Geen wonder dat het gebrandschilderde glas tot grote bloei kwam.
Sinds die tijd is de techniek vrijwel onveranderd gebleven. De mogelijkheden zijn echter onbegrensd!

Wat is dalles-de-verre?

De techniek van werken met Dalles-de-verre is werken met dikke, gekleurde glas tegels. Het formaat van deze tegels is ongeveer 20-30 cm en de dikte kan variëren van 2,5 tot ongeveer 3 cm.
Als gevolg van deze dikte, kan je het glas kappen of ‘facetteren’. Het resultaat is anders dan bij glas-in-lood. De vormen zijn groter en de verzadiging van de kleur en de tonen van de stukken glas zijn rijker. (Chou, 2008)
Geschiedenis:
Ik ben niet de eerste persoon die ontwerpt en creëert met gekleurd glas in beton. Maar wel bijna de laatste…

Deze techniek wordt toegepast al sinds het midden van de 20e eeuw: “de techniek van het behoud van glasramen in met H-vormige lood profielen is gebruikt voor bijna 1000 jaar, maar beton kan dezelfde functie meer economisch vervullen en met grotere duurzaamheid. Beton biedt ook meer veelzijdigheid in het algehele ontwerp van een glas-in-de-ruimte. De kunstenaar kan werken met effen zwarte gebieden in het ontwerp op een manier die onmogelijk is met conventionele lood framing.” (De Aberdeen Group, 1966)
Volgens Chou (2008) heeft de Fransman Jean-Gaudin, de Dalles-de-Verretechniek vanuit een mozaïek glas techniek ontwikkeld. Het omvatten van kleine stukjes glas met gewapend beton.
Het vroegst bekende glas-in-beton venster door Gaudin werd tentoongesteld in Parijs in het Salon des Artistes et Décarateurs in 1929. Auguste Labouret bevorderd de evolutie van Dalles-de-Verre in de jaren 1930 met behulp van grotere, meer onregelmatige brokken. In 1937 werd een paneel van Labouret getoond op de Wereldtentoonstelling van Parijs. De methode werd na de Tweede Wereldoorlog op grote schaal gebruikt in de kerken en kapellen in Europa, maar in de Verenigde Staten werd het populair rond 1960. Dalles-de-Verre bereikte het hoogtepunt van haar populariteit in de vroege jaren 1970.
Bekende Nederlandse kunstenaars die in deze techniek werkten zijn o.a : Daan Wildschut, Berend Hendriks, Egbert Dekkers, Jan Dijker, Ger van Iersel, Eugène Laudy, Jan Meine Jansen, Marius de Leeuw, Jaap Min, Jentsje Popma, Max Reneman en Louis van Roode, Joop van den Broek, Harry op de Laak. Andere buitenlandse voorbeelden zijn natuurlijk Henri Guerin ( LINK) en Ludwig Schaffrath (LINK)
De voetsporen van de grootmeesters. Onbekend maakt onbemind en helaas al snel vergeten. Daar wil ik graag verandering in brengen.

Wat is glas-in-lood?

Dit is van de serie technieken de oudste. Sinds de middeleeuwen is de techniek bekend waarbij stukken glas in een loodprofiel worden gezet.
Het werkproces in stappen.
1. Het maken van een verkleinde versie van het ontwerp. Die wordt aan de opdrachtgever ter inzage aangeboden. Dit heet een ‘vidimus’.
2. Bij akkoord wordt de ontwerptekening overgezet naar een 1:1 weergave. Dit is het ‘carton’.
3. Dit carton geeft exact de loodlijnen van de te snijden stukken glas aan maar ook de totale uitvoering in lijn- en schaduwpartijen van het ontwerp. Vaak staan hier kleurcodes op.
4. Het carton is de basis voor een ‘sjabloon-tekening’. De uit te snijden stukken glas zijn precies de hierop aangegeven maat. Het is de bedoeling dat je rekening houdt met de dikte van de loodkern.
5. Hierna volgt de keuze van het glas. Transparant of structuur en natuurlijk welke kleur?
6. Volgens de sjabloontekening worden eerst alle sjablonen geknipt (en genummerd) en daarna alle stukken glas gesneden.
7. Daarna volgt controle. Eerst op de tekening, vaak ook in daglicht of op een lichtbak. Voldoende contrast, volkleur, klopt de compositie?
8. Brandschilderen, of op een andere manier bewerken.
9. Opnieuw controle op de lichtbak.
10. Zetten; dit is ‘het in lood zetten’ van het werk. Het glas schuift in een H-profiel en door middel van de volgende stap ontstaat een ‘loodnet’.
11. Solderen. Met elektrische geleiding de contactpunten waar het lood in elkaar grijpt, permanent verbinden.
12. Kitten. Om het raam wind- en waterdicht te krijgen, en tegen het rammelen. Het lood krijgt hierdoor zijn karakteristieke grijze kleur.
13. Schoonmaken, eerst met zaagsel, daarna de overtollige kit uit de hoekjes verwijderen.
14. Eventueel framen/patineren.
15. Leveren.
16. Eventueel plaatsen.
Glas-in-lood kan tegenwoordig ook in dubbel glas worden aangeboden. Of dat wenselijk is, is geheel afhankelijk van de situatie en de wensen. Voor monumentale panden is de optie museaal beglazen meestal de beste. Bij deze constructie is het kwetsbare glas-in-lood verder naar ‘binnen’ geplaatst in het gebouw en zit er een beschermende constructie van glazen panelen aan de ‘buitenkant’ van het gebouw.